Vroeger werd in het algemeen de overledene thuis opgebaard en gekist. En van huis ging de uitvaartstoet dan naar de begraafplaats. Hier heb ik eerder al wat over geschreven. Maar kon de overledene wegens verschillende omstandigheden b.v. besmettelijke ziekte of een snelle ontbinding door medicijnen en/of operatie in combinatie met zeer warm weer, niet thuis worden opgebaard dan was een overbrenging naar een z.g. dodenhuisje (lijkhuisje) op de begraafplaats noodzakelijk. Iedere begraafplaats beschikte (nu meestal nog) over een gebouwtje dat meestal ergens in een hoek van de begraafplaats stond. Hierin werd ook materiaal, zoals schoppen, draagbaar, grafbekisting en touwen ( nu een graflift) bewaard. In dit lijkhuisje was dan ook ruimte om de overledene in een gesloten kist neer te zetten, in afwachting van de begrafenis. Er was ook een ruimte ingericht om een overledene in een open kist enige dagen op te baren. Dit deed men dan ook ingevolge van de in de 19e eeuw heersende angst voor schijndood.
Voor 1960 werden voor een opbaring thuis transportabele rouwkamers gebruikt. In een leeggeruimde kamer werd een constructie gemaakt van buizen waaraan gordijnen werden gehangen, de rouwgordijnen. In oorsprong waren deze gordijnen zwart. Maar dit veranderde in de loop van de jaren naar grijs en kregen deze gordijnen ook een motief ingeweven. Voor katholieken waren deze gordijnen meestal paars voorzien van een opgestikt passementsband. Op de vloer lag een rouwkleed. Hierop werden twee schraagjes gezet waar de kist op kon staan. Deze schraagjes waren aan het oog onttrokken door een zogenaamd katafalkrokje. Men kon deze rouwkamer dan in zijn geheel afsluiten van de rest van het huis.
Vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw werden er steeds meer rouwcentra gebouwd. Hier kon men de overledene ook naar toe overbrengen. En als men wilde kon men op afspraak de overledene bezoeken. Meestal was dat vaak 1 keer, op de avond voor de uitvaart. Dit werd min of meer een gewoonte ritueel. Doch de vraag om zo vaak mogelijk de overledene een bezoek te brengen werd steeds meer. Zo ging men weer thuis opbaren. Om het lichaam in een goed conditie te houden werd gebruik gemaakt van een koeling. Dit om het lichaam zo koud mogelijk te houden. Natuurlijk kon men niet in ieder huis opbaren. Dit omdat men niet met de kist binnen kon komen of dat er geen ruimte voor was. In uitvaartcentra verschenen de zogenaamde 24 uurs of sleutelkamers. Een ruimte waar men de overledene kon bezoeken zonder daar een afspraak voor te hoeven maken. Er zijn zelfs uitvaartcentra waar men bij de overledene kan blijven slapen. Men kan dan gebruik maken van de zogenaamde hotelfaciliteiten. Maar het belangrijkste in deze is dat men naar de dierbare overleden kan gaan wanneer men wilde. Deze sleutelkamer heeft men tot aan de uitvaart in gebruik en kan men vaak ook inrichten naar eigen wens. Door bijvoorbeeld foto’s en dierbaren spulletjes van de overledene er bij te plaatsen.
Ook de aula’s van Nijkamp uitvaartzorg beschikken over sleutelkamers. Wilt u meer informatie over deze kamers, neem dan contact met ons op. Nijkamp Uitvaartzorg is te bereiken via telefoonnummer 0547-384008 of mail ons via info@nijkampuitvaartzorg.nl
Bron: Geschiedenis van de laatste eer.